Kinderen van Willem en Cunera van Eck van Panthaleon (XI  b-2):

 

XII    b - 1           Johan de Cocq van Delwijnen                                  volg        XIII   c - 1

                            geb. 1594  te Kerkwijk       † vóór 21-1-1633 te Eck

 

                            huwt  20-10-1605 in de Geertekerk te Utrecht

 

                            Catharina Canter

                            (dr.v.Dirk,burgemeester van Utrecht en Catharina                       

                            de Swart,dr.v.Jan en Anna van Solms)

                            geb. 1600  te Kerkwijk               † 27-8-1634 te Eck

 

Johan erft in 1618 van zijn moeder, Cunera van Eck van Panthaleon, het kasteelmatige Huis “Korte Hoeve”, ook wel “Cortenhoeve” genoemd. Het is omgeven door brede grachten en tot 1870 nog van een massief gebouwde poort voorzien. In 1845 bedroeg de oppervlakte 21 bunder, 76 roeden en 30 ellen. In het jaar 1832 was het kadastraal bekend onder Sectie B, nrs.151 t/m 156 (RAA). Het was gelegen tussen de Homoetsche straat en “De weg van Eck naar Ingen”. “Cortenhoeve” werd in de 13e eeuw gebouwd door een telg uit het geslacht Van Eck van Panthaleon.

 

Op 27 april 1592 erft Johan van zijn vader het landgoed “Meerenriet” te Maurik maar draagt dit meteen over aan Dirk van Brakel. In 1619 wordt Johan de Cocq van Delwijnen, door Steven van Rumelaer heer van een hofstad te Eck op den Hull, beleend met 2½ morgen land op de Sudelmaet te Eck. (Mack.Inv.nr.1324). Hij is waarschijnlijk de persoon die in 1591 huwde met Olanda van Delft (dr.v.Roelof en Beatrix Voss).

 

“9 mergen lants, geheiten die Merenriet, so groot ende cleyn als die met eggen, met eynden end allen heuren tobehoren in Nederbetuwe in den kerspel van Maurick van olts gelegen sijn, daer Oostwert naest gelant is die heer van Pallant, Suydwert die weteringe, Westwert die gemeyne straet ende Noortwert Marie, Jans Hasen huysfrou, met heuren kinderen, die heer van Pallant voors., Henrick van Hattem en Henrick Beckers erven, als haer die in hijlick van haren vader sijn mitgegeven, 6 juni 1538”.  (Geld.leen nr.142).

 

In 1626 wordt een akte opgemaakt, waarbij Johan Deijs en Geertgen van Oortdochter van Johan de Cocq van Delwijnen een jaarlijkse rente overnemen, groot 1 mud raapzaad, verschuldigd aan de kerk te Eck, voor de vrijwaring waarvan zij verbinden een huis en hofstede te Eck. Een jaar later verkrijgt Johan het eigendom van 7½ hont land te Eck.

(Mack.Inv.nr.1325).

 

Johan komt voor op de Riddercedels van Nijmegen (1607-1623) en was ambtsjonker van Neder-Betuwe. Zijn schoonvader is Dirk Canter, geboren te Utrecht in 1545, burgemeester van die stad in 1588. In 1593 verlaat hij de regering. Bij een muiterij in 1610 wil hij de hulp inroepen van de Spanjaarden. Hij wordt in 1611 verbannen, maar keert weer terug naar Utrecht. Later moet hij vluchten en wordt te Amsterdam gevat. Zijn goederen worden verbeurd verklaard. Hij overlijdt te Leeuwarden 12 maart 1616 en begraven te Vollenhoven. (Volgens Anspach in de Ned.Her.van 1889 is hij begraven op 26 maart in Hattem, bij Zwolle ) .

 

Beide schoonzoons, Johan de Cocq van Delwijnen en Joachim van Keppel, verzochten in verband met de verbeurdverklaring van zijn goederen, om nadere uitleg van de Staten-Generaal. Zij voerden aan, dat de burgers van Utrecht in geval van verbeurdverklaring, de confiscatie konden afkopen. De Staten-Generaal verwees beide schoonzoons 26 februari 1614 naar de Staten van Utrecht. Het antwoord luidde als volgt:

 

“Resolutië der Generale Staten, uit de XVIIe eeuw”.

“Dirc Canter. Gelesen de requeste van Jonckeren Jan de Cocq van Delwijnen ende Joachim van Keppel, als getrouwd hebbende elcx een dochter van Dirck Canter, eertyts woonachtich ende borger tot Utrecht; versouckende, dat haere Hoogh Mogenden souden believen bij forme van interpretatie, te verclaeren de meeninge van de sententie, tegen de voorzegde Canter gestreken, in ‘t stuk van de confiscatie; dat deselve confiscatie ende goederen van den voorz. Canter egeen voirder plaetse en sal hebben dan tot sulcke somme, als volgens ‘t privilegie der stadt Utrecht, de borgers derselver stede van Haeren goederen moegen verbeuren, ende de confiscatie redimeren etc. Ende nae deliberatie is verstaen dat die supplianten haer desen aengaende sullen mogen adresseren aen de Edel Mogende Heeren Staten van Utrecht, 26 Februari 1614”.  (J.J.Dodt van Flensburg, Archief voor kerkelijke en wereldsche geschiedenis, inzonderheid van Utrecht, Dl.VI,p.352).

 

 

 

Gemeente Eck en Wiel, Sectie B, Eck 1832 B1 ( Schaal 1:2500 )

 

 

 

XII    b - 2           Cornelis de Cocq van Delwijnen

 

          In het jaar 1609 is hij lid van de Ridderschap van Nijmegen.

          Van hem is tot heden niets bekend.

 

 

XII    b - 3           Dirk de Cocq van Delwijnen

 

                            huwt

 

                            Agatha van Maes

                            (dr.v. ..            en    ..               )

                            geb. ..           † 25-5-1627 te Utrecht

 

 

XII    b - 4           Theodora de Cocq van Delwijnen

 

                            Van haar is tot nu toe weinig bekend.         

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

Kinderen van Dirk en Catharina (Christina) Vaeck (XI  b-3):

 

XII       c - 1         Allart de Cocq van Delwijnen

 

                            Hij is lid van de Ridderschap van het

                            Kwartier van Nijmegen in 1595

 

 

XII       c - 2         Adriaen de Cocq van Delwijnen

 

                            Hij is lid van de Ridderschap van het

                            Kwartier van Nijmegen in 1604

 

 

XII       c - 3         Helena de Cocq van Delwijnen

                            geb. 1570 te Tiel        † ...  ?     (leeft nog 18-6-1634)

 

                            huwt  25- 4- 1598  te Zoelen

 

                     1.    Otto Sweers van Rossem

                            (zn.v.Sweer en ..NN)

                            geb. ..           overleden 5-12-1600

 

                            huwt   18-11-1608  te Tiel

 

                     2.    Bartholomeus van Eck

                            (zn.v.Diederick (Dirk),zn.v.Adriaan en Geertruid

                            van Leeuwen en Josina van Sallandt,dr.v.Johan en

                            Belia van Stepraedt)

                            geb. ..            overleden 3-7-1616

 

Josina van Sallandt, de moeder van Bartholomeus van Eck, was eerder gehuwd met Lubbert Torck heer van Neder-Hemert, die 28 juni 1586 te Utrecht werd onthoofd wegens zijn overgave van de stad Grave aan de Spanjaarden. Zij hertrouwde toen met bovenvermelde Dirk van Eck op 23 februari 1588 (NL.1914,k.276). Deze Dirk van Eck was een homo novus en is slechts door het huwelijk met de rijke weduwe Josina van Sallandt, opgeklommen tot burgemeester van Arnhem en tot lid van de Ridderschap van de Veluwe. (NL.1914,k.273).

 

Diederick (Dirk) van Eck en Josina van Sallandt verkopen aan Johan van Goltstein een rente van 30 daalders uit een huis en hof staande in de Heer Berntz-steeg, genaamd Zallantsbe-huysinge jaarlijks te voldoen op Lichtmisdag en af te lossen op de gewone voorwaarden met een hoofdsom van 500 gulden. (NL.1914,k.276). [Johan van Goltstein is gehuwd met Geertruid de Cocq van Delwijnen (XII  d-1)].

 

Uit het eerste huwelijk van Helena de Cocq van Delwijnen met Otto Sweers van Rossem werd een dochter geboren, Frederica Helena van Rossem.

 

Zij woonde bij haar tante Theodorica de Cocq van Delwijnen (XII  a-8) waarvan zij 250 gulden erft, beleend aan Henderick Loodewijckse de Labij te Geervliet, met een jaarlijkse opbrengst van 15 gulden en 12 stuivers.

 

Uit haar tweede huwelijk met Bartholomeus van Eck werden 2 zonen geboren, te weten:

 

-          Diederick (Dirk) van Eck, geboren na 1608, overleden vóór 18-6-1634.

 

Diederick laat na zijn dood 8 morgen weiland op de Auwelinge en 3 morgen weiland op de Henicht, beiden gelegen te Wadenoyen, na aan zijn tante Theodorica de Cocq van Delwijnen.

 

-          Johan van Eck

 

 

 


 

 

 

Kinderen van Gijsbert en Maria van Meerten (XI  b-6):

 

XII       d - 1        Geertruid de Cocq van Delwijnen

                            geb. ..                       overleden vóór 1644

 

                            huwt  17-11-1587

 

                            Johan van Goltstein                                                           

                            geb. ..                       overleden na 1616

                            (zn.v.Willem,heer van Niederempt en Middeldorp

                            en Catharina van Meeckeren,dr.v.Rense en Elisabeth

                            Schulle,vrouwe van Brandsenburg).

                            (GN.1990,p.472).

 

Johan was heer van Brandsenburg. Hij koopt van Diederick van Eck en Josina van Sallant een rente van 30 daalders uit een huis en hof staande in de Heer Berntzsteeg, genaamd Zallantsbehuyssinge, jaarlijks te voldoen op Lichtmisdag en af te lossen op de gewone voorwaarden met een hoofdsom van 500 daalders. (NL.1914,k.276).

 

Johan van Goltstein’s ascendenten gaan terug tot Karel de Grote. (Idem GN).

 

Geertruid erft van haar vader Gijsbert Huize “Blijwerven” te Ingen (zie pag.63). “Blijwerven” gaat later over op haar zoon Adriaan Johan van Goltstein, die gehuwd was met Catharina van Brakel. Dit echtpaar had een zoon, Willem, heer van Brandsenburg, geboren 1590, overleden van Brakel. Dit echtpaar had een zoon, Willem, heer van Brandsenburg, geboren 1590, overleden te Rijswijk (Betuwe) 12-10-1662. Hij was lid van de Ridderschap van Nijmegen van 1614 tot 1620 en gehuwd met Johanna de Ruyter (dr.v.Johan en Elisabeth Kreeft).

 

                                                                                                                            Klik op plaatje voor grote foto 

XII       d - 2        Gijsbert de Cocq van Delwijnen                                               

                            geb.  ca 1570   overleden omstreeks 1644

 

                            huwt                                                                                           

 

                            .............van Eck van Panthaleon

                            (dr.v.Roeland en Johanna Barner)

                            geb. ..               overleden in of vóór 1642

 

 

 

Gijsbert erft op 30 september 1642 van zijn schoonouders goederen op de Oesterinck te Ingen (bij Klinckenbergh), onder voorwaarde, dat deze boven de drie voet er 500 gulden voor zal uitkeren. Hij overlijdt, zeer waarschijnlijk zonder kinderen na te laten en wordt begraven met 8 kwartieren:

 

(2)       1.    Gijsbert de Cocq van Delwijnen        (3)   2.    Maria van Meerten

 

(5)       3.    Anna de Ruyter                                 (7)   4.    Berta van Eck (van Panthaleon)

 

(9)       5.    Hillegond van Auwrijn                       (13) 6.    ..........van Eck (van Panthaleon)

 

(11)     7.    Jenne van Renesse van der Aa           (15) 8.    Elisabeth of Aleid van Meeckeren

 

De tussen haakjes geplaatste cijfers worden gebruikt voor het huidige systeem van kwartierstaatnummering. Van deze kwartierstaat is nog een authentiek, in kleur vervaardigd, exemplaar met de kwartierwapens in het bezit van een lid van onze familie.

 

Klik op tekening voor grote afbeelding

Kwartierstaat van Gijsbert de Cocq van Delwijnen

 Klik op de tekening voor grote afbeelding !

 

                                                            


 

 

 

Kinderen van Arnt  en Maria Mom (XI  b-7):

 

XII       e - 1         Johan de Cocq van Delwijnen                                     volg    XIII   d - 1

                            geb. ..                 overleden ..

 

                            huwt

 

                            ...........................................  (?)

 

 

Johan is lid van de Ridderschap van Nijmegen van 1607 tot 1614. Hij erft van zijn moeder Maria Mom in 1607 een derde deel van de “Stapelakker” te Beesd . Als erfgenaam van zijn vader Arnt wordt hij op 26 juli 1623 met goederen in het gericht van Delwijnen beleend en wel met het Huis “Engestein” en 4 lenen, te weten:

 

“Vijff mergen lants 2½ hont ende 25 roden in den Engen; 14 hont 53 roden lants in den Kottelar; 9½ mergen 39 roden lants in den Cortenbeemde; 5 morgen 1½ hont ende 10½ rode lants in den Langen Rietbeemde, roerende van der herlicheit van Cuyck tot Zutphenschen leensrechten met eenen ponde etc. in Bommelreweert in den gericht van Delwijnen”.

(Geld.leen nr.303).

 

Deze goederen stelt hij 23 januari 1630 ten pand voor de duur van ses jaren aan Dirk Huyberts voor een van hem gekocht perceel, genaamd “De Gaerde”

 

Johan en zijn zusters Isabella en Frederica de Cocq van Delwijnen tochten hun oom, Arnt Pieck heer van Sleeburg en Schadeburg, Spaans Ritmeester, (zn.v.Arent Arentsz en Uda de Jode), met 50 gulden jaarlijks uit de opbrengst van de “Stapelakker”.

 

De kinderen van Johan’s zuster, Isabella, erven. Dat zijn  Theodoor en Maria Theresia van der Laen.

 

 

XII    e - 2            Anna de Cocq van Delwijnen

 

                            Anna is non in het Nijeklooster in 1620

                            (Geld.Volksalm.(1875)p.21,36).

 

 

 

 

XII    e - 3            Isabella de Cocq van Delwijnen

                            geb. te Beesd 1592   overleden ...?

 

                            huwt

 

                            Paulus van der Laen

                            (zn.v.Theodorus en Emerentiana Raga van Mechelen)

                            geb. te Oostvoorne 1587      overleden ...?

 

 

In “Transsumptus Processus Pars 2” uit Acta Ordinis Minorum te Rome, staat het volgende opgetekend:

 

Fol.370v: Verklaring van de Heer Paulus van der Laen op 12 december 1619, die geboren is in het jaar 1597 [1587]. Hij verklaarde, dat zijn ouders te Den Briel hebben gewoond, als ook zijn oom, (avunculus d.i. oom, namelijk broer van de moeder) de edele Heer Joannes van Duyvenvoorde .....(onleesbaar) die gouverneur van die stad Den Briel was. Dat hij te Den Briel van vele en verschillende personen heeft gehoord, dat ....(onleesbaar) de religieuzen en seculiere priesters .... (onleesbaar) bij die zelfde gelegenheid buiten Den Briel uit haat tegen het katholieke geloof waren gedood  en erbarmelijk gepijnigd. Dat hij ook heeft gesproken met Jacobus Joanneszoon van Velsen ex-consul van Den Briel.

 

Deze heeft hem, die het nu getuigt, verklaard, dat hij heeft gehoord en gezien, dat de voorzegde martelaren bij diezelfde gelegenheid geestelijke of kerkelijke liederen hebben gezongen, dat zij door de Geuzen of Ketters gedwongen waren om dit te doen. Dat hij ook te Den Briel .... (onleesbaar) vernomen heeft, dat de voorzegde martelaren ook daarbij zeer erbarmelijk  en wreed waren behandeld. Hun neuzen, oren en mannelijke ledematen waren afgesneden. Vervolgens over het graf etc. en over de gebedsverhoring en de gelofte van de pelgrimstocht naar Den Briel, toen zijn vrouw moest bevallen, zodat zij zonder gevaar, dat haar tevoren bedreigde, baarde, genas ook van pijnen etc.

 

Mevrouw Isabella de Cocq van Delwijnen, oud 27 jaar, echtgenote van de heer van der Laen, heeft zoals boven verklaard, vooral wat de twee laatste wonderen betreft. Zij verklaarde bovendien, dat zij werd bevrijd van kniepijn, na de gelofte om het graf van de martelaren te bezoeken. Hierom worden zij blijkbaar aangeroepen bij bevallingen.

 

Fol.398v:  De Heer Paulus Verulanus, [Verulanus is verlatijnisering van “van der Laen” en het stond ook deftiger] oud 47 jaar, geboren op Voorne, zijn vader is Theodorus Verulanus, zijn moeder Emerentiana Raga van Mechelen. Hij verklaarde zoals boven etc., dat de martelaren gedwongen waren over de straten te trekken en bevolen werden  de canonieke uren (getijden) te zingen door de hoofdman van de nachtwacht, die op een zwart paard langs hen heen reed en hen met zweepslagen opdreef. Hij heeft het vernomen van Gerardus Adriaanzoon Nieuwensteyn, die oog- en oorgetuige is geweest. Het boek van Extius komt dus met de waarheid overeen.

 

Op mijn bevel groef een boer, die in gelijke werkzaamheid in dienst stond van Everardus Botters, beenderen op uit de plaats van het graf der martelaren. Enige beenderen bracht hij mij. Ik verkreeg ze dus. Ik bracht ze naar Utrecht, naar mijn kamer. Gedurende heel wat dagen verspreidden zij tot mijn verbazing  en die van mijn vrouw een heerlijke geur. Hij verklaart, dat hij en zijn vrouw, na een gelofte te hebben afgelegd om de martelaren te vereren, waren genezen van ernstige wonden en ziekten. Hij verklaart vier gevallen, twee zoals boven omschreven. Zij [Paulus en Isabella] hadden 7 zonen en 2 dochters.

 

Fol.404:  Mevrouw Isabella de Cocq van Delwijnen, oud 40 jaar, geboren in de stad Beesd, heeft de verklaring afgelegd, zoals in Oostvoorne, buiten Den Briel. Haar vader is Arnoldus [Arnt] de Cocq van Delwijnen, haar moeder is Maria van Dunenhorst [Maria Mom, Vrouwe van Lunenhorst (dr.v.Johan Mom en Anna Pieck,dr.v.Jacob en Maria van Balveren)]. Zij, Isabella, verhaalt van haar moeilijke bevalling zoals boven omschreven. Ten tweede: Mijn nichtje, Maria Taets van Amerongen 1), dochter van den Heer van Gijsenborch [Giessenburg], leed aan pleuris, ik gaf de raad de martelaren te bezoeken. Zij verkreeg geheel haar gezondheid terug.   Ten derde: Het zoontje van mijn neef, Zweder van Brakel 2), 6 jaar oud, leed aan zenuwen en samentrekkingen van de ledematen. Door de voorspraak van de martelaren is hij daarvan bevrijd. Ten vierde: Mijn dochter, Maria [Maria Theresia] van der Laenen, had haar hoofd vol wonden en zweren. Toen zij de voorzegde martelaren had bezocht, genas zij volkomen”.

 

                                                         


 

 

[Brielle of Den Briel was de eerste stad die op 1 april 1572 door de watergeuzen, onder Lumey, op de Spanjaarden werd veroverd. Deze liet enige maanden later in die stad 19 katholieke geestelijken  folteren en ophangen. Er werd gesproken over “de martelaren van Gorcum”, omdat de meesten afkomstig waren uit die plaats. Ook in de jaren daarna vond menigeen in de omgeving de dood. Een Geus is een oorspronkelijke scheldnaam voor bedelaars, dat later als erenaam werd aangenomen door de leden van het Verbond van Edelen, dat zich tegen Philips II en het katholieke geloof verzette, de protestanten].

 

Noten:

 

1)                         Maria Anna Catharina Taets van Amerongen

                            (dr.v.Jacob, vrijheer van Giessenburg en

                            Cornelia van Drenckwaert, dr.v.Willem en

                            Maria van der Laen). Zij huwde 2 keer,

 

                   1.      Gaspar de Valdes, Lt.Gouverneur van het Casteel van Gent,

                            geb. ..         overleden 30-7-1649

 

                   2.      Adriaan van Montmerency, burggraaf van Roullers

                            geb.  1610  overleden 1667 zonder kinderen.

 

2)                         Zweder van Brakel, (zn.v.Jasper en Beatrix de Voocht van

                            Rijnevelt), gehuwd vóór 1621 met

                            Anna Catharina Mom, vrouwe van het Huis Beesd, (dr.v.

                            Jacob Mom, ambtman van Maas en Waal, en Cornelia van

                            Cuylenburg).

 

                            Hun zoon Jasper, waar het hier om gaat, is geboren ca 1626.

                            Hij wordt later heer van Blikkenburg, Spaland en Grijpskerke,

                            overleden in 1654. Hij huwde 16 februari 1653 te Den Haag,

                            een jaar voor zijn dood, met Anna Juliana van Renesse,

                            (dr.v. Willem en Cornelia de Jonge van Baardwijk).

 

                            Anna Juliana en Johan Adriaen (voogd) geven 11-1-1678

                            één jaar voor haar dood op 21-7-1679, opdracht het Huys

                            Rijnenburg te Jutphaas over te dragen aan Arnoud Bartolotti

                            van den Heuvel, kanunnik van Oud-Munster te Utrecht. Hij

                            wordt hiermede Heer van Rijnenburg, overleden 30-3-1687.

                            Hij was gehuwd met Catharina de Cocq van Delwijnen,

                            (dr.v.Cornelis en Wilhelmina van Balveren), (XIV  b-2).

 

Isabella de Cocq van Delwijnen wordt door haar broer Johan in 1623 beleend met het perceel de “Stapelakker”  te Beesd. Dit perceel gaat op 1 april 1665 in vererving over op haar dochter, Maria Theresia van der Laen, als erfgename van haar broer Theodoor, die het op zijn beurt weer had geërfd van zijn oom Johan de Cocq van Delwijnen, broer van Isabella. Later is de “Stapelakker” in het bezit gekomen van de familie Van Verschuer.

(Geld.leen nr.328a).

 

Maria Theresia van der Laen wordt in dat zelfde jaar ook beleend met het Huis “Engestein” en 4 lenen, (Geld.leen nr.303), eveneens een leen van haar broer Theodoor, die hetzelfde had geërfd van zijn oom Johan de Cocq van Delwijnen. Op 14 januari 1748 wordt het Huis “Engestein” met 4 lenen en 26½ morgen land verkocht aan Martinus Mels.

 

 

XII    e - 4            Frederica de Cocq van Delwijnen

 

                            Van haar is tot heden weinig bekend.

 

 

                                                          


 

 

 

Kinderen van Jacob de Cocq van Delwijnen en Margriet Jacobs (XI  b-8):

 

XII    f - 1            (dochter) ................ de Cocq van Delwijnen

                            geb. ..                         overleden vóór 1554

 

                            huwt ..

 

                            Robbert de Gier

                            (zn.v.Peter Hillebrandtsz en Gertrud van Segen

                            Jansdr.). (NL.1943,p.95,96).

                            geb. ..       overleden vóór 1558

                            Hij hertr. ex matre Lys Hacken.

 

Zij hebben een dochter, Stijntken de Gier. (Haar grootvader is Jacob de Cock).

(NL.1943,k.361).

 

 

 

   

Woon- en leefgebied van onze voorouders

 

 

 

 

 

XII    f - 2            Jhr. Aert die Cocq van Delwijnen                                      volg      XIII  e - 1

                            geb. ..   overleden ... (leeft nog 1576)

                            (Gasthuis Hoenzadriel, inv.nr.10).

 

                            huwt

 

                            Beatrix

                            (dr.v. ..                 en ..                )

                            geb. ..                   overleden ...

 

 

 

XII    f - 3            Jan de Cocq van Delwijnen Jacobszn                          volg     XIII  f - 1

                            geb. ..                        overleden ...

 

                            huwt

 

                            ................................... ?   

 

Hij ontvangt van Johan de Cocq van Delwijnen (X  e-1), collator van het altaar van Onze Lieve Vrouwe in de Kapel van Delwijnen, in erftijns 5 hont land te Delwijnen, tegen een gouden Philipsgulden per jaar, vermeerderd met een boete van 2 Brabantse stuivers per maand, in geval gouden Philipsgulden per jaar, vermeerderd met een boete van 2 Brabantse stuivers per maand, in geval er sprake is van achterstallige betaling, welke boete dan moet worden betaald aan Henrick Boudewijnzoon, vicaris van genoemd altaar.

(Mack.Inv.nr.1218,Reg.56).

 

 

 

XII    f - 4            Loy de Cocq van Delwijnen                                        volg     XIII   g - 1

                            geb. ..    overleden in of vóór 1584

                            Loy woont te Driel,

 

                            huwt

 

                   1.      .............................. ?

 

                   2.      Geertruyt

                            (dr.v. ..                    en ..               ),

                            weduwe in 1584

                            geb. ..                      overleden ..

 

 

  

                                                               


 

 

 

 

Kind van Philips Duls (de Cock) en Magdalena Schellaert (XI  c-2):

 

XII    g - 1            Gijsbert de Cocq [van Delwijnen]

                            geb. ..                    overleden ..

 

                            Hij wordt van 1600 af vermeld. Zijn huwelijk en

                            eventuele kinderen zijn tot heden onbekend.

 

 

 

                                                                 


 

 

 

 

Kinderen van Anna [de Cocq] van Delwijnen x 1. Joost (Jan?) de Cock. x 2. Hendrik van der Voort (XI  e-2):

 

XII    h - 1            Heylke (Hilleke) Cocx                                                  volg     XIII  h - 1

                            geb. ..     overleden 1577

 

                            huwt

 

                            Egen Egensz van Driel

                            (zn.v.Egen Egens en Elisabeth)

                            geb. ..      overleden vóór 1584

 

Egen Egensz van Driel bezit 21 maart 1551  5 morgen land in de “Vogeler” te Driel.

(Geld.leen (312),p.692).

 

 

XII    h - 2            Jan de Cock

 

                            Hij wordt genoemd in het jaar 1547

 

 

XII    h - 3            Peterken Cocx van der Voort

                            geb. ..              overleden ..

 

                            huwt

 

                   1.      Antonis Melisz

                            geb. ..              overleden 1577

 

                            hertr.  1577

 

                   2.      Adriaen van Beest en Rhenoy

                            (zn.v.Dirck en Adriana de Cock van Delwijnen,

                            dr.v.Adriaen en Hillegond van Auwrijn (X d-2).

                            geb. 11-10-1541           overleden 12-5-1607.

                            (Eerder gehuwd geweest (7-6-1569) met

                            Magdalena Torck, overleden 26-7-1574).

 

Adriaen kwam voor op de Riddercedul van Nijmegen van 1578 tot 1607, schepen van Zuylichem van 1577 tot 1607.

 

Uit het eerste huwelijk van Peterken Cocx van der Voort werd een zoon geboren, Antonis Antonis Melis van Delwijnen. (TVL.1972,p.6).    

 

Uit haar tweede huwelijk werden 6 kinderen geboren, 3 zonen en 3 dochters.

(NL.1938,k.155,156).

 

                                                          


vorige paginageneratie XIgeneratie XIII