Kinderen van Arnt de Cocq van Delwijnen, de jonge, (IX  a-1):

 

X     a - 1             Johan de Cocq van Delwijnen

 

Overleden te Zaltbommel in 1494 zonder kinderen na te laten.

 

Johan werd tijdens een oproer in Zaltbommel doodgeslagen door Gerrit van Oenzell, knecht van de schout Johan Roelofsen, die in dienst stond van Johan van Rossem. Het zou om een twist zijn gegaan, die ontstond toen de vader van Johan van hertog Karel van Gelre de opdracht kreeg ook belasting te heffen op elk vat bier, dat door de brouwers werd getapt. Gerrit van Oenzell moest zich voor zijn daad buiten Gelderland begeven totdat er een verzoening (soen) zal hebben plaatsgevonden met de vader van Johan.Gerrit van Oenzell moest zich voor zijn daad buiten Gelderland begeven totdat een verzoening had plaatsgevonden met de vader van Johan.

 


 

Kinderen van Dirk de Cocq van Delwijnen x .... Van Cuyck van Meteren (IX a-3):

 

X     c - 1             Gijsbert (Ghijsbrecht) de Cocq van Delwijnen              volg   XI   a - 1

 

                            huwt

 

                  1.       Vrouwe NN  van den Oever

 

                  2.       Jacoba van Mekeren (Meeckeren)

                            (dr.v.NN  van Mekeren en NN  van Meteren).

 


 

Kinderen van Elias  x  Petronella Hack (IX a-5):

 

X     d - 1             Elisabeth de Cocq van Delwijnen

                            geb. 1460 te Delwijnen       overleden 22-10-1530/40?

 

                            huwt Zaltbommel  9-7-1503

 

                            Roelof (Rudolf) de Raet

                            (zn.v.Jan en Agnes van Heusden, schepen en

                            burgemeester van Zaltbommel 1500-1539)

                            geb. 1455 te Zaltbommel     overleden   1551 (6?)

 

Een dochter van hen, Maria, overleden 1579, huwt Wolter van de Wetering, overleden vóór 1567, (zn.v.Joost en Gijsbertge Wolter Gijsbertsdr.).

 


 

Kinderen van Adriaen  x  Hillegont van Auwrijn (IX a-6):

 

 

 

X     e - 1         Jhr. Johan  (Jan) de Cocq van Delwijnen                                  volg   XI   b - 1

                        geb. 1508 Tiel         overleden  1-5-1550

 

                        huwt

 

            1.         Heilwich van Gijselaer

                        (dr.v.Gijsbert en Arntje van Herlaer)

                        geb. 1512 Tiel        overleden 21-5-1549

 

            2.         Anna de Ruyter                                                                           

                        (dr.v.Roelof en Jenne van Renesse van der Aa)

                        geb.                 overleden na 1572

 

 

Op 30 juni 1517 werd Jan Janss., ten behoeve van Jan de Cocq Arienss., beleend met de helft van een tiend op de Ryngmeer. (Mac.inv.nr.1171,fol.4.Reg.45).

 

Dit leen gaat 7 oktober 1522 over op zijn zoon Adriaen, gehuwd met 1. Maria van Brakel en 2. Maria van Hemert. (Idem,Reg.78).

 

Johan is dijkgraaf van de Bommelerwaard en lid van de Ridderschap van Nijmegen. Als hij op17 juni 1522 mondig (meerderjarig ) is geworden, beleent hij zelf Jacob de Cocq van Delwijnen Janszn met een tiend van 82 morgen land te Delwijnen “Die Cockesteynse thiende”. (Jacob kreeg dit leen al in 1518 via Arnt de Cocq Duls, voogd van Johan).

(Idem,reg.46 en 49).

 

Johan (Jan) is patroon en collator van een altaar van Onze Lieve Vrouwe in de Kapel van Delwijnen en in die hoedanigheid geeft hij 7 juli 1530 in erftijns uit 5 hont land te Delwijnen aan Jan Jacobszoon tegen een gouden Philipsgulden per jaar, vermeerderd met een boete van 2 Brabantse Stuivers per maand in geval van achterstallige betaling, welke boete de vicaris van het altaar op hem mag verhalen. (Idem,reg.56).

 

Johan wordt op 5 december 1533 beleend met huis, hofstede en 3 ½ morgen land, waarvan hij op 28-3-1539 en op 10-6-1544 de eed vernieuwt. (Geld.leen(302a).

 

Op 28/29 oktober 1538 draagt Johan, als patroon en collator van de vicarie op zijn huis te Delwijnen, aan de aartsdiaken en proost van Arnhem voor, zijn neef Roelof Janszn., priester van de kerk te Zaltbommel. De proost van Arnhem roept   degenen,  die  hiertegen  bezwaar maken, op deze kenbaar te maken. (Mac.Reg.60 en 61).

 

Johan doet vervolgens in 1541 uitspraak tussen de heer en de geërfden van Waardenburg. In 1545 is hij leenman van Gelderland.

 

 

 

 

Kapel van Delwijnen - Herv. Kerk

 

 

 

 

X     e - 2             Adriana de Cocq van Delwijnen

                            geb.            overleden na 1562

 

                            huwt  21-1-1532

 

                            Dirk van Beesd en Rhenoy

                            (zn.v.Johan Ottenszn en Margreta (Margriet) van der Voort)

                            geb. ..           overleden  1552

 

Dirk komt voor in de Ridderschap van Nijmegen en wordt in 1521 beleend met het hoge huis te Rhenoy.

 

Adriana zal de “joeffer van Beest weduwe” zijn die, “die maltijt doen sal in joffer Cocks, Coeckx huess”, datis ten huize van Anna de Ruyter, de als weduwe achtergelaten 2e echtgenote  van haar broer Johan. Beide weduwen waren leden van het in 1549 onder patronaatschap van Johan van Rossem, heer van Poederoyen (overl.1573), gestichte Damesgilde van St. Cecilia, opgericht tot het houden van een jaarlijkse maaltijd op St. Ceciliadag (22 nov.). De vereniging bestond aanvankelijk uit 14 personen. Om er een religieus tintje aan te geven, hield men vooraf een mis en een armenbedeling.

 

Adriana, inmiddels weduwe van Dirk van Beesd en Rhenoy, spreekt de weduwe van Arnts broeder, Gijsbert (X  f-2) aan, wegens Arnts testament in de boedelscheiding. (Ned.Her.1889).

 

Adriana krijgt van haar zoon Johan, op 21 juli 1553 het vruchtgebruik van het kasteel Rhenoy voor een periode van 9 jaren. (Geld.leen,p.790).

 

Zij schonk haar man 8 kinderen, t.w.:

 

  1. Johan van Beest en Rhenoy, geb. 9-5-1533, overleden in of na 1600. In de Ridderschap van Nijmegen 1555 - 1592. Huwt      Hillegont Mom ( dr.v.Walraven, tot den Rooden Toorn en Cattharina de Wilde van Kessenich ). Uit dit huwelijk 2 dochters. Johan schenkt zijn moeder Adriana voor de duur van 9 jaren het vruchtgebruik van kasteel Rhenoy.

  2. Theodora, geb. 10-8-1534, huwt Jan van Mekeren

  3. Adriaen, geb. 3-3-1536, overleed waarschijnlijk op jonge leeftijd.

  4. Otto, geb. 12-11-1537, huwt Elisabeth Mom ( dr.v.Walraven tot den Rooden Toorn en Catharina de Wilde van Kessenich ). Hieruit : 3 kinderen

  5. Hillegond, geb. 6-2-1539. Overleed waarschijnlijk jong.

  6. Adriaen, geb. 11-10-1541. Overleden 12-5-1607. Op de riddercedel van Nijmegen ( 1578 - 1607 ).

    Huwt 7-6-1569

              overleden 26-7-1574.     Hertr. 1577

              Uit 1ste huwelijk 4 en uit 2de huwelijk 6 kinderen.

  7. Mechteld, geb. 25-4-1544

  8. Hillegond, geb. 9-11-1545

( NL. 1938 kolom 153-158 )

 

 

 

X     e - 3             Joachim de Cocq van Delwijnen

 

Hij kwam voor op de eerste riddercedel bij het Hof  -  Het Kwartier van Nijmegen.

 

 

X    e - 4              Allart de Cocq van Delwijnen

 

Hij was in 1560 in het bezit van een rentebrief van Evert de Raet. (Hij was waarschijnlijk een broer van Roelof de Raet, die met zijn nicht Elisabeth de Cocq van Delwijnen was gehuwd (X c-1).

 

 


 

 

Kinderen van Gerarda en Adriaen Duls (IX a-13):

 

X    f - 1               Arnt de Cocq (van Delwijnen) Adriaan Dulsz.

                            geb.                          overleden  1530

 

                            huwt

 

                            Theodorica Egens

                            (dr.v.Egen Egensz., de jonge)

 

(Arnt draagt zijn tussennaam “de Cocq” (van Delwijnen) naar zijn grootvader van moederszijde). Hij treedt herhaaldelijk op als schepen van Driel (1506-1518). Hij zegelt op 31 juli 1518 met 2 balken (zonder ster). (Geld.Rek.492,Reg.527).

 

Hij is voogd over Johan de Cocq van Delwijnen Adriaenzn (X e-1). Op 9 november 1513 wordt Arnt, door Henrick graaf van Nassau, heer van Vianden, Ammerzoden enz., beleend met het Hoge Huys te Delwijnen met singels en grachten, boomgaard en 2 morgen land, alsmede met 14 hont land op de Ringmeer en met een hofstad te Delwijnen.

(Mac.Reg.42,p.205 en Geld.leenreg.302a).

 

Op dezelfde dag volgt de belening van 7 morgen land te Well, genaamd “De Clebeemd”.

(Mac.Reg.43).

 

Na het jaar 1513 wordt bij de beleningen geen melding meer gemaakt van het Hoge Huys te Delwijnen. Zeer waarschijnlijk is het rond 1520,  tijdens de oorlog tussen Gelre en de Bourgondiërs, verwoest. Kasteel Delwijnen is waarschijnlijk  in de 14e eeuw gebouwd door leden van het geslacht Van Herlaer.

 

Op 7 juli 1516 is Arnt dijkheemraad van de Tielerwaard. Hij laat 2 stukken uiterwaard te Driel genaamd “opte  Nyencamp” na aan zijn broer Gijsbert.

 

Op 23 maart 1518 geeft hij in leen aan Jacob de Cocq Janszn (XI b-8) een tiend van 82 morgen land te Delwijnen, genaamd “Die Cockesteynse Thiende”. (Mac.Reg.46). Dit leen wordt op 17 juni 1522 bevestigd door Johan (Jan) de Cocq van Delwijnen (X e-1), die inmiddels mondig is geworden. (Idem, Reg.49).

 

Arnt geeft 5 mei 1520 in leen aan Egen Gijsbertszn (XI  c-2) 2 morgen land te Driel “op die Beemden” genaamd. Dit leen wordt ook op 17 juni 1522 bevestigd door Johan (Jan) de Cocq van Delwijnen, die inmiddels mondig is geworden. (Mac.Reg.48 en 51).

 

Arnt geeft samen met zijn vrouw Theodorica 8 morgen land te Delwijnen aan de Karthuizers te Vught, mits hun huwelijk kinderloos blijft, anders krijgen zij de helft. Arnt en Theodorica blijven kinderloos en op 7 januari 1522 werd de schenking definitief bekrachtigd.

 

Zijn neef, Dirk de Cocq van Delwijnen (gehuwd met Catharina Vaeck) en zijn nichten Adriana de Cocq van Delwijnen (weduwe van Dirk van Beesd van Rhenoy) en Catharina de Cocq van Delwijnen (en haar man Albert van Hoogwoude), spreken de weduwe van Arnts broer, Gijsbert, aan wegens Arnts testament in de boedelscheiding. Uit die boedel werd Adriaen van Tuyl Egens, met toestemming van zijn oudste broer Egen Egensz., op 9 juni 1556 beleend met 3 ½ morgen land in 2 stukken te Driel op de Nyencamp.

(RAU,Kl.Kap.kl.505.5.folio 91v).

 

 

X     f - 2              Gijsbert Duls (de Cocq)                                                   volg   XI   c - 1

                            overleden te Hedikhuizen in 1564

 

Gijsbert wordt, als erfgenaam van zijn broer Arnt, op 17 december 1540 beleend met 2 stukken uiterwaard te Driel, genaamd “op de Nyvencamp”. Dit leen draagt Gijsbert op dezelfde dag weer op aan zijn zoon Adriaen Duls.

 

De weduwe van Gijsbert, wier naam onbekend is, wordt door Dirk de Cocq van Delwijnen (gehuwd met Catharina Vaeck), Adriana (weduwe van Dirk van Beesd  en Rhenoy) en Catharina en haar man Albert van Hoogwoude, aangesproken wegens het testament in de boedelscheiding van haar zwager Arnt de Cocq van Delwijnen Adriaen Dulszn.

(RAU,Kl.Kap.Kl.505-5,fo.91).

 

Gijsbert woonde op kasteel Hedikhuizen., In het jaar 1680 werd het kasteel verwoest door bliksem-inslag in de kruittoren. Daarbij ging een kwart deel van het dorp Heusden bij Hedikhuizen in vlammen op. (TVL.1975,p.46e.v.).

 

 

X     f - 3              Danelt (Daniël Arntsz) de Cocq van Delwijnen             volg    XI   d - 1

                            geb.                                 overleden oktober 1546

 

                            huwt

 

                            Jenneken  (weduwe okt. 1546)

 

Op 8 maart 1542 neemt Danelt Arntss. op zich een dijkgedeelte, groot 37 ½ voet, in de Leedenaar te Aalst te onderhouden totdat één van beiden overlijdt, waarvoor Danelt gedurende die tijd zal worden vrijgesteld van de betaling van een tijns van twee gulden per jaar aan Hubert de Gier, priester en vicaris van Onze Lieve Vrouwe altaar te Kerkwijck, [waarvan Johan de Cocq van Delwijnen, overl.1-5-1550, patroon en collator was].

(Mac.Reg.68).

 

Na de dood van haar man neemt Jenneken 12 oktober 1546 het onderhoud van de dijk over, alsmede een dijkgedeelte, groot 9 voet, eveneens te Aalst, behorende bij 3 ½ morgen land aan “die Loo” te Delwijnen, dat patrimoniaal eigendom is van Hubert de Gier. Het onderhoud zal voor een periode van 6 jaar gelden. Gedurende die tijd zal Jenneken worden vrijgesteld van betaling  van een tijns van twee gulden per jaar ten laste van een hofstede te Kerkwijck, genaamd “dat Paradijs” dat het eigendom is van Jenneken.(Mac.Reg.72).

 

De hofstat “dat Paradijs” zal hebben gelegen op het Paradijsveld, omsloten door de Walderweg, Achtersteeg, Aalderwijksestraat (v/h Aaldersche Steeg genoemd) en de Kerkwijkse kade (v/h Drielse Wetering geheten).

 

 

 

 

 

Regest nr 68                           8 maart 1542

Copia

 

Wij Roeleph die Raet Janss en Henrick die Groot, dijckheemraden in Boemelderweert tugen dat voir ons comen is Danelt Arntss ende heeft geloift meyster Hubert die Ghier priester en vicarius van onser Liever Vrouwe altair tot Kerckwijck, dat Danelt Arntss voirs dijcken ende bewaren sal op sijne kost en ampt achtendertichstehalve (37½) voet dijck die welcke die selfter voirgenaemde vicarie liggende heeft inde Ledenair tot Aelst ende sal Danelt voirs dair alle schauwen over leveren alsoe dat meyster Hubert die Ghier voirschr. als vicarius der vicarie voirs dair hynder of commer nu nochte niemermeer dair af crijgen of hebben en sal. Met voirwairden toegedaen dat so wat tijde meyster Hubert ende Danelt voirs of enige van hem beyder storven dat alsdan dese teghenwoordige geloifte en voirwairdt doet en toe niet wesen sal. End voir deess dijcke voirs aldus te maken ende te bewaren als voirschr. steet sal Danelt inbehalden also lange als deess voirs voirwairden duren sullen ende sij beyden leven sullen als voirs steet alsulcke twe overrese gulden iairlix als Danelt voirschr. den voirs  meyster Hubert als vicarius der vicarie voirs iairlix op sinte Petersdach ad Cathedram sculdigh is allet sonder arch ofte list. In oirconde onser letter gegeven inde iair ons here 1542 den achtste dach van meert. (Transcriptie: Mw.Drs. Tr. Blom).

 

 

 

 

 

 

Regest nr  72                         12 oktober 1546

Copia

 

Wij Sumon van Buren ende Joghem van Ghiessen schepenen in Zuylichem tuygen dat voir ons comen is Jenike nagelaten [weduwe] vanden zeyligen Danelt Arntss met haeren gecoren momber ende heeft geloift meyster Hubert die Ghier, priester, dat sij dijcken, maken ende bewaren sal op haere cost ende op haere ampt ende oer goet achten dartigstehalve (37½) voet dijcx, welcke dijck voirs meyster Hubert voirs als vicaris onsser Liever Vrouwe altair tot Kerckwijck liggende heeft tot Aelst inden Ledenair, noch omtrent negen voet dijcks oick op Aelst gelegen, gehorende tot vierdalve (3 ½) mergen Lants gelegen op Delwijnen aen der Loo, meyster Hubert voirs sijn patrimonium goet ende Jenneke weduwe voirs met haere gecoren momber geloofde oick alle scauwen over den dijck te leveren, also dat meyster Hubert voirs dair ghene hynder of schade doer gecrijghen en mach, hij ofte sijne nacomelingen. Ende dit voirs duyrende ses (6) iairen naestcomende wair af dat eerste iair wesen sal het iair seven en veertigh. Met ........te gedaen dat Jenneke weduwe voirs voir deese par... van dijcke voirs te bewaren die ses iair voirs, iairlix inhalde sal alsulcke twee overr(ijnse) gulden ad dartienhalve (12½) tuuver brab elcke gulden gerekent, als Meyster Hubert voirs als vicarius voirs iairlix met recht heeft ende maent uut eender hoffstat tot Kerckwijck gelegen, geheyten dat Paradijs, toebehorende Jenneke wed voirs te weeten altijt den thijns die iairlix op sinte Peters dach ad Cathedram verschijnen sal in elcker iair der iairen voirs. Noch sijnt voirwaerden oft gevyel in dees iaren voirs dat meyster Hubert voirs enigen kommer of schade gecreech vanden dijck voirs dat sal hij ende sijne nacomelingen mogen verhalen op alle goeden Jennekes voirs, gelegen under eninge van Zuylichem. Alle durch sonder arg  of list. In oirconde onsser letteren gegeven inde  iair  ons  Here  1546  den  twelften dach octobris.

  

Dese Copien cons accordeert myt haer originaele enz.enz.

Ma Alb  Notaris ..

 

Deze acte slaat op het dijkrecht te Aalst van de vicarie. Volgens akte rustte dat ook op land te Delwijnen (Reg.nr.16 en reg.nr.19 op bladzijde 29 en 30). Als dat land te Delwijnen (aan het Loo) waarop te Aalst het dijkrecht rustte, de vicarie van Kerkwijk zoals gesteld in reg.72 patrimoniaal goed is van Mr.Hubert de Gier, dan is dit land hem aangekomen van zijn voorouders,  waarvan een lid van dat geslacht op een moment moet zijn gehuwd met de nazaat van Arnt of zijn zoon Arnt uit reg.nr.19. Zou hieruit de conclusie kunnen worden getrokken, dat een lid van het geslacht De Gier was gehuwd  met Arnt I de Cocq van Delwijnen?

 

 

 

Pentekening van A. Rademaker "Dat Paradijs"?

 

Of is dit de hofstad Nyenkamp, genoemd in het Geld.leenreg.nr.302a.pag.671/672.

 

 

 


 

 

 

Kinderen van Gijsbert (Gijsbrecht)  x  ?  (IX a-2):

 

X     b - 1             Wolter (Wouter) Gijsbertsz. [de Cocq van Delwijnen]   volg   XI  e - 1

                            geb.  ca 1475,                           overleden in of vóór 1538

 

                            huwt

 

                            Heylken (Hilleken)

                            leeft nog 1544,   overleden  1545?

 

Op 30 juni 1538 maken de schepenen van Zuilichem, Wolff van Zwijffel en Jan de Cocq van Delwijnen in een oorkonde bekend, dat Heylken, weduwe van Wouter Gijsbertsz., en Hillegond, weduwe van Ariën [Adriaen] die Cocq [van Delwijnen], zijn overeengekomen elkaar alle schuldbekentenissen, die de een van de ander heeft, te zullen teruggeven.

(Mac.reg.nr.59).

 

Stees van Hemert is schuldig aan Wouter Gijsberts erven, te betalen uit 3 morgen land te Delwijnen. (Geld.leenreg.(302-304)p.674,675) en OANed.Hemert, inv.nr.305, 10-12-1545).

 


 

generatie IXgeneratie XI