Kinderen van Joachim de Cocq van Delwijnen x 1. Maria van Scherpenzeel en 2. Margriet (Margaretha) van Broeckhuysen (XII a-1)

 

 

XIII     a - 1         Maria de Cocq van Delwijnen

                            geb. ..            overleden na 1651

 

                            Zij woonde aan de Nieuwe Gracht te Utrecht

 

                            huwt 1-12-1622 te Utrecht

 

                     1.    John William Drummond            

                            (zn.v.William(Willem) en Helena Rengeris)

                            geb. ..                   overleden 24-7-1627

 

Hij was Majoor van het Schotse regiment Van Broeck. Hij sneuvelde vóór Grol, bij Nijmegen 24 juli 1627 en werd in Nijmegen begraven.

 

                            hertr. ca 1640/43

 

                     2.    Pierre de Durfort, Seigneur d’Autièges

                            (zn.v.Jacques,seigneur d’Autièges,kapitein in het

                            1e Franse Regt.in Statendienst van “De Coligny”).

                            geb. ..       overleden 25-2-1645  (vlgs RpvN 4-2).

 

Pierre had in 1634 de rang van Majoor. In 1638 werd hij bevorderd tot Luitenant-kolonel in het regiment van de graaf van Coligny. Hij is twee keer eerder gehuwd geweest. Zijn eerste huwelijk vond plaats in Delft op 4-4-1626 met

 

-                           Johanna Vernatti (weduwe van Pieter van der Wel).

                            Pierre huwde daarna te Tiel op 6-7-1630 met

 

-                           Johanna van Brakel

                            (dr.v.Dirk en Petronella Vijgh, dr.v.Adriaan en

                            Hadewig van Rossem)

                            geb. ..                              overleden  1636

 

 

 

Pierre de Durfort, Seigneur d’Autièges

 

 

Op de foto is hij als volgt gekleed:

 

In zeemleren jack met kleine knopen middenvoor en opzij. Gestreepte brokaten mouwen. Witte sjerp met goudkleurige vlam plus fleur de lys motief. Een platte schouderkraag met brede geschulpte kantrand met kanten akertjes (Foto Iconographisch Bureau, Den Haag).

 

Er bestaan nog 2 schilderijen van hem, onder andere als Sir Philibert Vernatti en als Michael Vernatti (naar zijn eerste echtgenote). (Jrb.CB.1962).

 

Maria de Cocq van Delwijnen had uit haar eerste huwelijk met John William Drummond twee kinderen, te weten:

 

-                  Helena Maria Drummond

                   geb. ..      overleden na 1684 (als douairière van Gendt)

                   Zij wordt 2-9-1657 beleend met de halve grote tiend te Brakel (Geld.leen(276).

 

                   huwt 9-10-1653  (br.H.L.v.G.)

 

                   Joachim van Gendt                 (Kolonel en Heer van Meinerswijk)

                   (zn.v.Bartold en Elisabeth van Giessen)

                   geb. 16-10-1621      overleden 8-2-1682, begraven te Zaltbommel.

 

-                  Willem Drummond

                   geb. 18-1-1628       overleden .. (vóór 1657)

 

                   Hij wordt 3-6-1652 beleend met de halve grote tiend te Brakel.

                   (Geld.leen nr.276, pag.613).

 

 

Helena Maria en Willem Drummond hebben in 1646 een schuldbekentenis in hun bezit van hun tante, Theodora de Roover-de Cocq van Delwijnen, waarin zij te kennen geeft aan hen de somma van 5000 gulden schuldig te zijn, uit te betalen na haar overlijden. (Mack.Inv.nr.986).

 

 

 

 

“Wij Jacob Claess. ende Joost Vulder, schepenen in Santwijck, doen kont hiermede dat voor onsen richter ende voor ons gecomen is, die Weledele Joffrou Theodora de Cock van Delwijnen, weduwe van wijlen Jonker Melchior de Rover met haren gecomen ende in desen saecke na behooren verleende momber ende heeft bekent schuldich te zijn haer weledele Susterskinderen joncker Willem ende joffrouw Helena Dromont de somme van vijff duysent gulden aenstonts na doodt na haer comparanten te betaelen vel expandalutem/expandabitum uyt alles gereet goets, Sonder argelist in oorcondt desen brieff met onsen zegelen besegelt.

Gegeven in het jaar van XMc ses ende veertich der sevende Martij”. (7 maart 1646).

 

Helena en haar man, Joachim van Gendt, verkopen in 1681 aan Hester de Durfort d’Autièges, douairière van Montfort de helft van een huis, hof en bouwland aan het Walburgerkerkhof te Tiel. (Mack.Inv.nr.1472).

 

In het jaar 1682 krijgt Helena Maria Drummond, douairière van Gendt, een declaratie van kosten ter zake van reparatie aan haar huis (te Meinerswijk?). (Mack.Inv.nr.1369).

 

Toen Maria de Cocq van Delwijnen van haar eerste echtgenoot drie maanden in verwachting was van haar tweede kind, Willem, sneuvelde hij aan het front.

 

Ruim vier maanden later, op 3 januari 1627 kocht zij een huis en hofstede in de Lottestraat te Utrecht en verliet haar huis aan de Nieuwe Gracht aldaar.(RAU,transp.map 173).

 

In 1642 ontvangt Maria de Cocq van Delwijnen van de landschrijver van Neder-Betuwe een kwitantie ter zake van de “donatio inter vivos” [geschenk tijdens het leven] door Melchior de Roover [zwager], aan haar dochter Helena Maria Drummond van een hofstede te Kapel-Avezaath. (Mack.Inv.nr.1356).

 

Helena Maria Drummond, douairière van Gendt, draagt in 1684  een rente over, groot 1223 gulden en 12 penningen, aan [haar neef] Johan de Cocq van Delwijnen, [heer van Wadenoyen (XIV a-2)], gevestigd door Henrick van Brienen en Jantje Jans op hun hofsteden te Kapel-Avezaath. (Mack.Inv.nr.1358).

 

Willem Drummond was peter bij de geboorte van Dirck van Beest van Rhenoy (geboren op 17-6-1655, adelborst onder v.Gendt; vermeld als peter te Zaltbommel 1685. Ging als vaandrig naar Oost-Indië). Hij was een achterkleinzoon van Adriaen van Beest en Rhenoy (zn.v.Dirck en Adriana de Cock van Delwijnen,dr.v.Adriaen en Hillegond van Auwrijn, en Peterken [Cocx] van der Voort) . (NL.1938,k.155,156).

 

 

XIII     a - 2         Theodora de Cocq van Delwijnen

                            geb. ..                 overleden na 1648

 

                            huwt  27-10-1619 (huw.voorw.) te Utrecht

 

                            Melchior de Roover

                            (zn.v.Willem en Isabella van Brakel)

                            geb. ..              overleden in of  vóór 1646

 

Theodora en haar zuster Maria, procederen in 1624 tegen Hendrick de Bruyn.

(Mack.Inv.nr.1000).

 

Melchior en Theodora verkopen in het jaar 1630 al hun landerijen, renten en andere goederen te Drumpt, Rumpt en in het gebied van de Hoge Bank van Deil, aan Dirck van Altena, maar houden het vruchtgebruik over de goederen tegen betaling van een jaarlijkse rente. (Mack.Inv.nr.1315).

 

Een jaar later kent Melchior aan zijn vrouw, Theodora de Cocq van Delwijnen, een lijftocht toe van een huis en hofstede alsmede landerijen en andere goederen gelegen te Tiel.

(Mack.Inv.nr.1471).

 

In  hetzelfde jaar kennen beide echtelieden in een gerechtelijke acte elkaar een lijftocht toe, bestaande uit renten van goederen te Avezaath en in het Ambt Neder-Betuwe.

(Mack.Inv.nr.1001).

 

Melchior en Theodora schenken aan hun neef, Adriaen van Druten, enkele stukken land in Winssen, Afferden en Druten. (OANed-Hemert,nr.468,2-9-1642).

 

Kinderen van Johan x 1. Eustacia van Hemert,  x 2. Adriana van Beynhem (XII a-3):

 

 

XIII     b - 1         Adriaen de Cocq van Delwijnen                                 volg     XIV  a - 2

                            geb. na 1615         (leeft nog 17-5-1695)

 

                            huwt in of vóór februari 1651

 

                            Anna van Gendt                                                                       

                            (dr.v.Barthold, zn.v.Cornelis en Christina Pannekoeck, en                           

                            Elisabeth van Giessen, dr.v.Joost en Anna van Malburg)

                            geb. 18-11-1623 te Zaltbommel,        overleden na 1700.

 

Adriaen is heer van Delwijnen en dagelijks heer van Wadenoyen, een erfenis van zijn vader Johan. Hij wordt met beide goederen beleend op 14 juli 1646, te weten,

 

“Een huys ende hofstat, gelegen in de gerichte van Delwijnen, met sijnen utersten cingelgrave, item 3½ mergen lants, daerbij ende bij der gemeyner straten gelegen geheiten den Nyencamp, item 3½ mergen lants in den gerichte van Delwinen op der gemeynte, roerende an d’een sijde wilner Arnt Cocks uuterste cingelgrave  ende den lande geheiten Oeverrijcke, daer die capel op staet, ende an d’ander sijde die gemeyn strate, tot eenen Zutphenschen rechte”. (Geld.leen (302a). Voorts,

 

“Een huis ende hofstat met allen sijner getimmer, patingen ende tobehoor, met den daglixen gericht to Wadenoyen 4 mergen op de Henich an de Auwelinck, streckende van der Weteringe tot den Hemertschen grave, 4 mergen, an den huse to Wadenoyen gelegen, 4 mergen op de Auwelinck, boven benevens erve Henrix van Hemert, beneden an erve Gerrit Janszoon, 5 mergen op den Brewaert, boven an erve Henrix van Helsen, beneden an der vicariën lant; noch op den Brewaert 5½ mergen, boven ende beneden an erve Cornelis Lamberts, met den leenmannen daerto gehorende”.  (Geld.leen (239).

 

Op 9 juni 1656 werd Adriaen nogmaals beleend en wel met:

 

“Een hofstat met 7 mergen lants min 1½ hont , met allen sijnen toebehoren woe dat gelegen is in de Tielreweert tot Wadenoye boven naast de gemeen stege, beneden d’Erfgen Henrick Swarten tot Zutphenschen rechte”.  (Geld.leen (237c).

 

Dit leen was afkomstig van Abraham Tijnagel.

 

Adriaen was ambtsjonker van de Tielerwaard en opperste kerk- en armmeester te Wadenoyen. Dat hield onder meer in, dat hij het bewind voerde over de kerkelijke goederen. Hij moest toezien, dat het kerkgebouw goed werd onderhouden. Hij is voorts schepen in de bank van Deil en heemraad in de Tielerwaard. Adriaen is huwelijksvriend van Adriaan van Beest van Rhenoy (zn.v.Diederick en Ottina van Scherpenzeel), op 13 november 1642, toen deze op die datum te Zutphen huwde met Agnes van Heeckeren (dr.v.Walraven en Agnes van Aeswijn)

 

 

 

N.H. Kerk Wadenoyen ( tekening auteur naar foto )

 

 

 

 

Adriaen de Cocq van Delwijnen betwist in 1654, samen met bovenvermelde Adriaan van Beest van Rhenoy, Bernard en Caspar Torck, Jan van Scherpenzeel heer van Rumpt en zijn beide zwagers, Cornelis en Joost van Gent, het recht van Jacob Pieck, ambtman van Beest en Rhenoy, zitting te nemen in het college van gedeputeerden in het Kwartier van Nijmegen.

 

In het jaar 1647 heeft Adriaen in eigendom 2 boomgaarden ter grootte van 408 hont, liggende in de Engh te Eck. (Mack.Inv.nr.1327).

Hij verkoopt omstreeks 1655 hout te Neerbosch en Weurd. (Inv.nr.1370).

 

In 1656 wordt zijn bezit uitgebreid met 4 hont bouwland in de Engh te Eck. (Inv.nr.1328).

 

Adriaen verpacht in 1663 een “weerdje” te Opijnen (inv.nr.1335) en in dat zelfde jaar heeft hij landerijen in beheer te Haalderen, Bemmel en Hien (inv.nr.1343).

 

In verband met zijn ambt voerde Adriaen de Cocq van Delwijnen in de jaren 1653 tot 1690 vele processen. Zo was hij in 1671 betrokken bij een niet nader aangeduid proces, gevoerd voor het Hof van Gelderland, tussen Alexander Tengnagel heer van Gellikum, enerzijds en Jan van Scherpenzeel heer van Rumpt, en Sluymer en Hackert, anderzijds. (Inv.nr.933).

 

In het jaar 1683 ontvangt Adriaen kwitanties ter zake van reparaties, verbouwingen, belastingen enz. voor een hofstede en landerijen, die hij bezit in Druten. (Inv.nr.1319).

 

In 1684 verkoopt Daniël Machielsen aan Adriaen 2½ morgen land in de “Henight” te Wadenoyen. (Inv.nr.1488).

 

Er wordt in 1685 een akte van akkoord opgemaakt tussen Adriaen de Cocq van Delwijnen en Jan Leur, apotheker te Tiel, waarbij aan eerstgenoemde worden toegewezen 8 hond land op “de Polder” en 4 hond, genaamd “De Guarde”, op de Vergerde [Vergaerde] te Wadenoyen. (Inv.nr.1489).

 

Adriaen laat in 1686 een uittreksel maken uit het leenregister van een akte van belening door de Staten van Utrecht van Barthold van Gendt met Den Leegen Steenweer bij Wijk bij Duurstede in 1620, om te dienen als bewijsstuk in een proces van Adriaen [schoonzoon van Barthold] tegen Arnoldus van Aalst. (Inv.nr.1569).

 

Adriaen bezat in de jaren 1686 tot 1695, samen met zijn zoon Johan de Cocq van Delwijnen, veel goederen te Wadenoyen, Geldermalsen, Gellikum, Herwijnen, Meteren, Ophemert, Rumpt, Waardenburg en Zennewijnen. (Inv.nr.1520). Adriaen en Joachim van Gent [zijn zwager], verkopen een tijnsbrief, groot 262 Carolusguldens aan Barthold de Cocq van Delwijnen, [kapitein in het Staatse leger in 1688, zoon van Adriaen]. (Inv.nr.971).

 

In het jaar 1690 wordt een akkoord gesloten tussen Adriaen en de armmeesters van Wadenoyen ter vereffening van diverse wederzijdse vorderingen, waarbij aan Adriaen wordt toegewezen 2 morgen land op de “Vergaerde” en 16 hond bouwland op de “Henicht” te Wadenoyen. (Inv.nr.1490).

 

Op verzoek van zijn neef, Ferdinand baron von Innhausen und Kniphausen heer van Elter en Vogelsanck, leent Adriaen hem twee grote sommen geld. De eerste keer is dat een bedrag van 12000 gulden; de tweede keer leent Adriaen hem een bedrag van 4800 gulden. Tegenover beide leningen schrijft Ferdinand een obligatie uit als schuldbekentenis ten laste van zijn bezittingen op de heerlijkheid Vogelsanck, te weten een obligatie gedateerd 30 juli 1680 en een obligatie gedateerd 27 april 1692. Over de terugbetaling van genoemde bedragen is nogal wat te doen geweest. De aangespannen rechtzaak heeft een kleine 30 jaar! geduurd, maar hierover later in dit boek.

 

In 1694 sluit Adriaen de Cocq van Delwijnen een akkoord met Lubbertus de Wit, inzake gemeenschappelijke verpachting van het huis met land te Wadenoyen, nagelaten door wijlen de schout Rutger Claesen van Answick, waarop zij gelijke preferente vorderingen hebben. (Bijgevoegd een testamentaire beschikking van Swaentie Heymen, vrouw van Rutger Claesen). (Inv.nr.1503).

 

Het wapenbord van Adriaen de Cocq van Delwijnen bestond uit het hoofdwapen De Cocq van Delwijnen en de volgende kwartierwapens:

 

          De Cocq van Delwijnen                     -             Van Beynhem

 

          Van Hemert                                      -             Van Eck

 

          Van Balveren                                    -             Van de Poll

 

          Van Zuilen                                         -             Van Lawick

 

 

Elisabeth van Giessen, schoonmoeder van Adriaen, laat in 1657 zeven jaar na de dood van haar man, Barthold van Gendt, een akte van overdracht opmaken van al haar goederen onder het rechtsgebied van de Hoge Bank van Zuilichem ten behoeve van haar gezamenlijke kinderen. [Deze kinderen zijn o.a., Cornelis van Gendt, gehuwd met Judith van Merode; Joost van Gendt, gehuwd met Lucia Brummer; Joachim van Gendt, gehuwd met Helena Maria Drummond (dr.v.John William en Maria de Cocq van Delwijnen); Anna van Gendt, gade van Adriaen de Cocq van Delwijnen, en Christina van Gendt]. (Inv.nr.1519).

 

Barthold van Gendt was heer van Loenen en Meinerswijk van 1617 tot 1649 en rekenmeester van 1625 tot 1638. Hij was ambtman van Bommel, Tieler- en Bommelerwaard van 1640 tot 1649 en ambassadeur op de vredeonderhandelingen te Munster in 1644. Als vertegenwoordiger van de hertog van Gelre ondertekende hij bij de beëindiging van de 80-jarige oorlog tegen Spanje als eerste de Vrede van Munster in 1648. Hij overleed 22 september 1650. Hij huwde 1617 met Elisabeth van Giessen. Zij was een zuster van Maria van Giessen, Vrouwe van Neerijnen, daarmee beleend 1626.

 

Een broer van Anna van Gendt 1), zwager van Adriaen de Cocq van Delwijnen, erft van zijn tante, Maria van Giessen 2), Huize “Clingelenburg”, nu “Neerijnen” geheten, met de gelijknamige heerlijkheid.

 

 

 

 

 

  Cornelis van Gendt, Judith van Merode, Maria van Gendt: geb.1654. overl.1682

                                             (Op voorgrond) Margaretha (Margriet) van Gendt, geb. 1657. Overl.15-1-1741 te

                                              Leeuwarden. Huwt Tjaard van Aylva.

 

                                                            [ Collectie Rijksbureau voor  Kunsthistorische Dokumentatie (RKD), Den Haag ]

 

 

 

 

 

 

Noten:

 

 

1)      Cornelis van Gendt, gehuwd met Judith van Merode, Vrouwe van Rummen      

         (dr.v.Floris en Margaretha van Gendt). Hun dochter, Margaretha (Margriet)

          van Gendt, geb.1657, erft de kastelen Waardenburg en Neerijnen. Zij werd

          hiermede in 1707 beleend. Margaretha is een nicht van Adriaen de Cocq van

          Delwijnen (XIII b-1). Zij overleed te Leeuwarden 15-1-1741 op 84-jarige

          leeftijd en was gehuwd met Tjaard van Aylva, grietman van Wonseradeel. Hij

          overleed 31-1-1705.

 

 

2)      Maria van Giessen, (dr.v.Joost en Anna van Malburg) huwt 1612 met Godefroi

          van Gendt, heer van Loenen en Neerijnen, (zn.v.Cornelis en Christina Pannekoeck,

          Vrouwe van Meinerswijk).

 

 

Christina Pannekoeck, (dr.v.Godert heer van half Meinerswijk en Elisabeth van Eyll), procedeert 14 september 1597, als erfgename van de goederen van Evert Pannekoeck, tegen Wouter de Cock [van Delwijnen] te Driel (XIII f-1). [Hij is een neef van Aert de Cocq van Delwijnen, gehuwd met Handersken (XIII e-1)]. Op 7 mei 1602 doet Jasper Pannekoeck afstand van de erfenis van zijn vader Evert, met betrekking tot de goederen te Driel, ten gunste van Wouter de Cock [van Delwijnen]. (TVL.1981,p.16,17).

 

 


generatie XIIvervolg generatie XIII