Kinderen van Johan de Cocq van Delwijnen en Catharina Canter (XII b-1):

 

 

XIII   c - 1           Cornelis de Cocq van Delwijnen                                volg     XIV   b - 1                      

                            geb. 1629 te Maurik  overleden 16-5-1668 te Tiel,

                            begraven te Eck.

 

                            huwt  1654 te Maurik

 

                            Wilhelmina van Balveren                                   

                            (dr.v.Gerhard en ... Vogelsang)

                            geb. 1633 te Maurik   overleden .. (leeft nog in 1694)

 

 

Cornelis is Heer en eigenaar/bewoner van de hofstad “Korte Hoeve” te Eck, een erfenis van zijn vader Johan de Cocq van Delwijnen. Hij compareert in de Ridderschap van Nijmegen van 1642 tot 1662. Hij erft 18 april 1638 van zijn grootouders, Dirck Canter en Catharina de Swart, (RAU.inv.nr.U012a017).

 

Cornelis is schepen van Culemborg en heemraad van Neder-Betuwe. In 1654 is hij Ontvanger der Verpondingen. Hij krijgt in 1666 de Survivance (beloofde opvolging) voor zijn zoon Johan. Cornelis treedt op 14 december 1637 toe tot de Leidse universiteit en wordt in het jaar 1639 benoemd tot praetor (hoofd van een studentencollege). Hij wordt de 81e praetor.

 

Zijn familiewapen komt voor in het wapenboek van de universiteit en wordt beschreven door de secretaris van De Hoge Raad van Adel, Mr. O. Schutte in zijn boek, De wapenboeken der Gelders-Overijsselse studentenverenigingen.

 

 

Cornelis behoort tot de leden van de Ridderschap, die de rechten van de graaf van Culemborg, als heer van Maurik, Eck, Wiel en Ommeren 5 oktober 1654 te Tiel omschrijven.

 

Hij verschijnt 22 juni 1657, als ouderling van de gemeente Eck en Wiel, op de buitengewone  Tielse classisvergadering. Hij was het, die op 25 juni 1639 het eigenhandig geschreven testament van wijlen Floris II van Pallandt ( zie foto ), graaf van Culemborg (overleden 4-6-1639), gehuwd met Catharina, gravin van den Berg, (dr.v.Willem, en Maria Elisabeth van Nassau, oudste zuster van prins Willem I), opende en voorlas, samen met drie andere schepenen.

 

Cornelis de Cocq van Delwijnen bezit 13 morgen land, bouw- en weiland en 2 weiden, elk 14 hont. In de cedule van een Eckse polderrekening, anno 1693, wordt de gade van Cornelis als douairičre vermeld.

 

Cornelis had het ontvangerschap in 1654 overgenomen van zijn naam en geslachtsgenoot, Johan de Cock van Opijnen, heer van Geffen 1), eigenaar en bewoner van het riddermatige goed Thedingswaard, dat te Avezaath aan de Linge ligt. Waarschijnlijk had die overname plaats met een achterstand, (tekort in kas). Immers, de Cocq van Opijnen had een kunstgreep vertoond, die thans ook wel in zwang is.

 

Hij had grote sommen geld ontvangen die bestemd waren voor de aflossing van geleend kapitaal en voor het betalen van rente, maar “hij had deselve behouden tot sijnen particulieren dienst ende profijt, dogh den interesse bij sijn leven betalende aen de crediteuren”.

 

Na de dood van de ontvanger, Johan de Cocq van Opijnen, kwamen de onregelmatigheden aan het licht. Ambtman en jonkers werden aangesproken om betaling; zij droegen hun belangen op aan Dr. Antonis Foijert, die advocaat van het ambt was en de bezittingen van De Cocq van Opijnen werden verkocht, waardoor de Van Brakels eigenaars werden van Thedingswaard, [familie van zijn moeder, Aleid van Brakel].

 

En zo nam ook na de dood van Cornelis de Cocq van Delwijnen, zijn zoon Johan, die hem opvolgde, de ambtskas over met een grote achterstand. Zijn moeder, de douairičre Wilhelmina van Balveren, had borgstelling voor hem gegeven. Er werd een staat van haar bezittingen en verbintenissen opgemaakt. (Gelre Werken 3 (1902)p.45).

 

Cornelis de Cocq van Delwijnen voerde samen met zijn zwager, Johan van Keppel van Molecaten, een proces inzake verbeurdverklaring van de goederen van hun schoonvader Dirck Canter. De Staten-Generaal verwees beide schoonzoons op 26 februari 1614 naar de Staten van Utrecht.

 

 

 

Floris II van Pallandt

 

 

 

Noot:

  

1)         Johan de Cocq van Opijnen

            (zn.v.Aarnd en Aleid van Brakel), ambtsjonker van Neder-Betuwe,

            huwt 

            ........ van Buren

            (dr.v.Johan en Johanna van Avesaet, dr.v. .... en .... van Straelen).

            (RpvN.p.162).

 

 

 

XIII   c - 2           Geertruid (Gertrut) de Cocq van Delwijnen

                            geb. 1619 te Kerkwijk        overleden  29-09-1693 te Zalk

 

                            huwt  nov.  1641

 

                            Johan van Keppel van Molecaten

                            (zn.v.Joachim en Johanna Canter, dr.v.                              

                            Dirck en Catharina de Swart),

                            geb. 1615 te Hattem      overleden 6-08-1667

 

 

Johan van Keppel van Molecaten is scholtus (schout) en richter van Hattem. Hij is gecommitteerde ter Vergadering van de Edel Mogende Heren Staten van Gelderland.

 

Door het overlijden van haar echtgenoot werd Geertruid de 12e januari 1677 opnieuw met de heerlijkheid Molecaten beleend. Haar hulder was Dirk Ludolph van Keppel tot Kampferbeek, die voor haar de leeneed aflegde, waartoe zij als vrouw niet bevoegd was. Deze Dirk Ludolph was een bloedverwant van haar echtgenoot, ook een Keppel, wien de havezathe Kampferbeek bij Berkum in Zwollerkerspel toebehoorde. Hij was bovendien haar schoonzoon, door zijn huwelijk met haar dochter Anna van Keppel.

 

Uit dit huwelijk werd een dochter geboren, Anna Wilhelmina Cecilia van Keppel, die op 28 december 1687 te Elspeet op 17-jarige leeftijd huwde met Robbert van Heeckeren tot Barlham en Enghuysen. Robbert van Heeckeren overlijdt op 49-jarige leeftijd in 1699 en zijn weduwe, Anna Wilhelmina Cecilia overlijdt in 1704 op 34-jarige leeftijd. Zij laat drie kinderen achter in de leeftijd van 15, 11 en 8 jaar oud.

 

Een neef van Geertruid, Johan de Cocq van Delwijnen heer van Wadenoyen (XIV a-2), werd aangesteld als voogd en beheerder van het vermogen van de minderjarige kinderen van Anna Wilhelmina Cecilia van Keppel, douairičre van Heeckeren en Enghuysen.

 

Het liet zich aanzien, dat de reeds bejaarde weduwe dit echtpaar tot haar erfgenamen had bestemd. Dan zou de heerlijkheid Molecaten aan de stam van de Heeckerens vervallen. Maar het zou nog 30 jaar duren voordat een lid van het geslacht Van Heeckeren werkelijk dit leen ontving. Niet lang na het huwelijk van haar dochter sloot Anna van Keppel, sinds 18 februari 1686 weduwe geworden, een 2e huwelijk. Zij hertrouwde 28 mei 1690 Borchard Joost van Weleveld, heer van Buckhorst, Zalk en Veecaten, drossaert van IJselmuiden.

 

Geertruid de Cocq van Delwijnen herriep en vernietigde haar vorige dispositie en na haar dood, najaar 1690, werd deze Weleveld als man en momber van zijn huisvrouw, Anna van Keppel, met de heerlijkheid Molecaten beleend. Geertruid wordt begraven te Zalk met 8 kwartieren, te weten:

          De Cocq van Delwijnen                         -          Van Lawick

          Canter                                                   -          Wijck van Gaesbeek

          Van Eck                                                -          Van Gijselaer

          De Swart                                               -          Van Solms

 

Johan van Keppel van Molecaten voerde samen met zijn zwager Cornelis de Cocq van Delwijnen een proces inzake verbeurdverklaring van de goederen van hun schoonvader, Dirck Canter. De Staten-Generaal verwees beide schoonzoons op 26 februari 1614 naar de Staten van Utrecht.

Geertruid de Cocq van Delwijnen en Johan van Keppel van Molecaten kregen de volgende kinderen:

 

          1.                Joachim van Keppel, heer van Molecaten

                            geb. na 1628    overleden 4-11-1682 “savonts omtrent halff negen”

 

          2.                Anna van Keppel tot Molecaten

                            geb. ..              overleden 1-9-1700 te Zalk

 

                            huwt  8-11-1668 te Zwolle

 

                   1.      Derk Ludolf van Keppel tot Kampferbeek

                            (zn.v.Johan en Willemina Mulert tot Kampferbeek)

                            geb. ..               overleden  18-2-1686

 

                            hertr.  28-5-1690

 

                   2.      Borchard Joost van Weleveld, heer tot Sallick en

                            Veecaten tot Buckhorst. Beleend met “Molecaten”

                            te Hattem op 22-8-1690

 

                            Uit het eerste huwelijk:

 

                            Anna Wilhelmina Cecilia van Keppel, vrouwe van

                            Molecaten en Kampferbeek.

                            geb.  13-4-1670          overleden 10-7-1704 te Zutphen

 

                            huwt  28-12-1687 te Elspeet

 

                            Robbert van Heeckeren en Enghuysen

                            (zn.v.Everhard en Maria Torck)

                            geb.  7-12-1650 te Zutphen   overleden aldaar op 16-11-1699

 

Hij was burgemeester van Doetinchem in 1684, extra ordinaris gedeputeerde. Lid van het Hof van Gelderland en curator van de Gelderse Academie.

 


vorige paginavervolg generatie XIII