De Heerlijkheid Ophemert

 

 

Ook de dagelijkse heerlijkheid Ophemert behoorde tot het aanzienlijk bezit van Raoul (Rudolf) de Châtillon – Cocq, Heer van Beesd en Rhenoy. Rudolf ruilde zijn bezittingen met graaf Otto II van Gelre. Met deze ruil kwam hij in het bezit van de heerlijkheden Waardenburg, Neerijnen, Opijnen,  Ophemert, Haeften enz.

 

Rudolf kreeg toestemming om een kasteel te bouwen en dat deed hij dan ook en gaf het de naam Weerdenburg, later Waardenburg geheten. Deze naam ging op het dorp over. Hij werd 1e Heer van Waardenburg. Dat gebeurde allemaal in het jaar 1265.

 

Uit zijn huwelijk kwamen verschillende takken “de Cocq” voort doordat hun kinderen en kleinkinderen de heerlijkheden erfden en ze de naam van die heerlijkheid aan hun geslachtsnaam toevoegden. In 1368 wordt Zweder de Cocq van Waardenburg, Heer van Ophemert. (Hij was de 2e zoon van zijn achterkleinzoon Johan de Cocq, 4e heer van Waardenburg).

 

Zweder overleed in 1404. Een kleinzoon, ook Zweder genaamd, wordt 24 september 1473 door de hertog van Bourgondië beleend met het Huis te Ophemert met singel en boomgaard en 6 morgen land, alsmede met 4 morgen, genaamd “Pypers Camp” in het kerspel Ophemert. In het jaar 1521  huwde een afstammelinge, Johanna de Cocq van Waardenburg, met Johan Schenk van Nydeggen en ging de heerlijkheid Ophemert naar dit geslacht.

 

Johanna’s broer, Dirk, kocht “Ophemert” van hen, maar verkocht de heerlijkheid op zijn beurt  in 1552 aan Frederik van Haeften. Hij overleed echter in 1558 tijdens het leven van zijn vader, Allard van Haeften, die toen met de heerlijkheid werd beleend. Zijn jongste zoon Reinier van Haeften, gehuwd met Anna Pieck, erft “Ophemert”. Hij werd hiermee in 1565 beleend. Hij was schepen van Tuyl  en overleed in 1604.

 

Reiniers zoon, Johan van Haeften, werd heer van Ophemert en Wolfswaard (een adellijk huis in de gemeente Beesd). Hij huwde met Henrica van Haeften (een dochter van Walraven van Haeften en Sandrina Pieck). Hun zoon Walraven was maar korte tijd heer van Ophemert, van 1653 tot zijn overlijden in 1657. Hij was kapitein in het Staatse leger en huwde met Fransina van Cockengen.

 

Op 25 april 1646 werd uit dit huwelijk een zoon geboren, Reinier van Haeften, overleden  24 januari 1733 te Ophemert. Van 1659 af  heer van Ophemert en Zennewijnen. In de maand oktober van het jaar 1676 huwde hij met Vrouwe Adriana Maria de Cocq van Delwijnen (dochter van Adriaen en Anna van Gendt), overleden 12 oktober 1709 te Ophemert. Hun oudste zoon Walraven van Haeften  erfde aanvankelijk de heerlijkheid Ophemert. Toen hij echter in 1746 kinderloos overleed ging Ophemert over op zijn jongere broer Barthold, die sinds 1725 heer was van de heerlijkheid Wadenoyen, een bezitting die hij had geërfd van zijn oom Johan de Cocq van Delwijnen, die in december 1724 in Wadenoyen overleed.  

 

 

 

Grafzerk met alliantiewapen Van Haeften - De Cocq vanDelwijnen

 in de Ned. Herv. Kerk te Ophemert                    ( foto: eigen collectie )

 

 

 

Barthold van Haeften huwde met Margriet van Lynden. Hun dochter, Ursulina Philippina van Haeften, geboren 1734 en overleden 1793, trouwde met Aeneas Mackay, geboren 1734 en overleden 1807. De oudste zoon van Barthold van Haeften, Johan Walraven, voegde bij zijn geslachtsnaam die van “de Cocq”, naar zijn grootmoeder van vaderszijde. Daarmee gaf hij te kennen, dat hij inderdaad geloofde af te stammen van de heren van Waardenburg. Hij was ambtman van de Bommel, Tieler- en Bommelerwaard. Hij huwde 2 maal en wel eerst met Anna Ursulina van Lynden, waardoor zijn zoon Barthold de Cocq van Haeften de heerlijheid “Blitterswijck” en Wanssum in Limburg erfde. Hij bleef voortaan op “Blitterswijck” wonen. Bij zijn eerste huwelijk met Carolina Justina Huydecoper had hij geen kinderen. In 1790 hertrouwde hij met zijn nicht Arnolda Margaretha Mackay (dochter van Ursulina Philippina van Haeften en Aeneas Mackay. Zij kregen 4 dochters.

Reinier, de jongere broer van Johan Walraven de Cocq van Haeften, wordt nu eens de Cocq van Haeften en dan weer van Haeften zonder toevoeging genoemd. Hij was de laatste ambtman van Bommel, Tieler- en Bommelerwaard. Hij trouwde 1778 in Marseille met Jeanne  Cénie Kick. Hun 4 dochters bleven ongehuwd . De oudste dochter, Anna Margaretha, erfde de heerlijkheid Ophemert. Na haar overlijden op 12 februari 1844  te “Blitterswijck” erfde haar neef  Barthold Mackay Ophemert.

 

Barthold Mackay was gehuwd met Anna Magdalena Frederica Henriëtte van Renesse  van Wilp, overleden 1839 te Nijmegen. Barthold overleed 1854 op Huize Ophemert. Zij kregen 2 kinderen: Aeneas en Johan François Hendrik Jacob Ernestus Mackay. Aeneas baron Mackay van Ophemert (1806-1876) huwde met Maria C.A.J. Fagel. Hun zoon Donald Jacob Mackay trouwde in 1877 met een Engelse – Francis Hasler  en liet zich bovendien zelf naturaliseren tot Brits onderdaan. Hij zat in het Engelse Hogerhuis tot 1916. Zijn huwelijk bleef kinderloos. Na zijn overlijden in 1921 ging de titel van lord Reay en het huis Ophemert naar zijn achterneef Eric Mackay, een kleinzoon van Johan F.H.J.E. Mackay, de jongere broer van zijn vader.

 

Eric Mackay huwde met Maria van Dedem. Zij kregen 4 kinderen, waarvan Willem Rijnhard  onderdirecteur bij De Nederlandse Bank was. Aeneas Alexander, geboren 1905, volgde zijn vader op als lord Reay en als eigenaar van het huis Ophemert. Hij is in 1938 Brit geworden nadat hij in 1936 gehuwd was met Charlotte Marie Younger. Hij heeft gewerkt in het Hogerhuis en overleed op 13 maart 1963 in Nairobi, Kenya.

 

Zijn zoon, Hugh William Mackay, de tegenwoordige lord Reay, is lid van het Britse Hogerhuis en lid van de conservatieve fractie. Hij is de 14e baron Reay, geboren in 1938 en de huidige baron Mackay van Ophemert. In 1964 trad hij in het huwelijk met Tessa (dochter van de 17e baron Lovat, hoofd van een Schots geslacht). Zij hebben 2 kinderen, Aeneas en Laura. Een oom van hem woont in Blaricum en een tante in Dalfsen.

 

 

Bron:

 

De Ned.Heraut 1889, door Jac.Anspach

 

De Ridderschap van het Kwartier van Nijmegen, Den Haag, 1899.

 

Monumenten van Geschiedenis en Kunst in de provincie Gelderland

afd. De Bommeler- en de Tielerwaard. Den Haag, 1946

 

Beschrijving van een verzameling stukken afkomstig van het geslacht Mackay van Ophemert en van leden van aanverwante geslachten, door Drs, G.J.W. de Jongh. Den Haag, 1967.

 

Algemeen Dagblad (AD) 1-7-1972 pag.23

 

Eigen bronnen

 

                                                   J. de Cocq van Delwijnen