Kinderen van Arnt I  x  ? (VI a-5):

 

VII     a - 1          Arnt II de Cocq van Delwijnen                                  volg     VIII   a - 1

 

                            huwt   1420  (2)

                                                                                                                

                1.         A. van Daesdonck

 

                                                                                                                

                2.         Agnes van Herwijnen

 

Arnt II wordt in 1403 als minderjarige met een tiend te Kerkwijk beleend:

 

“Arnt de Cocq van Delwijnen, Arntszn., deur sijnen momber Johan de Cocq van Delwijnen, ontfengt een thiend, geheyten die “Berendrechtsche thiende”, in den gericht van Delwinen ende van Kirckwijcke ende van Wordragen gelegen, item 4 mergen lants in den gerichte van Kirckwick in den Bolke, tusschen erve Matthijs van Aelst an d’een sijde ende Arnt Kocks erfgename an d’ander, tot Zutphenschen leen, anno 1403”. (Geld.leenreg.nr.301a).

 

In 1405 is Arnt schepen in Tuil. Hij verklaart op 12 mei 1442, met vele andere edelen ondertekenaars, toe te treden tot het op 31 mei 1441 gesloten verbond tussen de hertog en de drie kwartieren van Nijmegen, Arnhem en Zutphen. (OAN,reg.nr.220).

 

Arnt II schrijft in 1444 met nog zeven andere edelen, aan hertog Arnold van Gelre, dat zij te Nijmegen gevangen zitten over een geschil met betrekking tot het eigenmachtig doorsteken van een zee of zomerdijk door inwoners van Driel (nu Kerkdriel) en spreekt vervolgens in het jaar 1447 zijn oordeel uit in de Drielse geschillen over de dijk- en erfgerechtigheid van dit dorp, tussen Arnold graaf van Gelre en zijn broer Willem van Egmond.

 

Arnt bezat goederen in de “Rampert” bij het “Delwijnse Loo” te Delwijnen. Op 17 april 1446 koopt hij van zijn broer, Johan (Jan) die Cocq Arntsz., 4 morgen land onder Delwijnen in de “Rampert”. Hij geeft hem dit land echter weer terug tegen een erftijnsbrief van 3 ˝ gouden overlandse rijnse gulden per jaar. Op 16 september 1461 verkoopt hij samen met zijn zoon, Arnt III, deze erftijnsbrief aan Gijsbert Morinck t.b.v. de vicaris van het Altaar van Onze Lieve Vrouwe in de kerk van Kerkwijk. (Mac.Reg.nrs.16 en 19).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                               

 

    ( Mac. Inv. nr. 1171, reg.nr.16, p.197 )                                        ( Mac. Inv. nr. 1171, reg.nr.19, p.198 )    

 

 

 

VII     a - 2           Johan de Cocq van Delwijnen

 

 

Hij spreekt, samen met zijn broers Arnt en Egbert, in 1447 zijn oordeel uit in de geschillen van Driel, over de dijk- en erfgerechtigheid van dit dorp, tussen Arnold graaf van Gelre en zijn broer Willem van Egmond.

 

 

VII     a - 3           Egbert de Cocq van Delwijnen,

                             Idem, (zie Johan VII     a - 2)

 


                                                          

generatie VIgeneratie VIII